vrijdag 31 oktober 2008

gekke henkie

Als ik 's ochtends aankom bij mijn werk, staat hij er bijna altijd. Noem hem maar Gekke Henkie, daar merkt zo'n jongen niks van. Gekke Henkie is niet helemaal lekker, zo noemden ze dat vroeger. Ik geef hem soms wat kleingeld. Niet altijd, dat is niet goed. Maar je kunt soms ook niet anders. Dan komt hij eraan rennen – nou ja, rennen, meer strompelen – en dan grijpt hij je arm en kijkt hij je vrolijk aan terwijl hij z'n tanden ontbloot. Million dollar smile, als hij dat zou kunnen kapitaliseren, was hij een rijk man. Als ik zou willen, kan ik hem ontlopen, tenminste als ik op een boda boda (brommertaxi) aankom, wat vaak het geval is. Dan zou ik de boda iets verderop kunnen laten stoppen en ben ik binnen voordat hij me heeft kunnen bijhalen. Maar waarom zou ik, hij vindt het ook goed als ik hem niets geef. 't Is niet alle dagen feest, Henkie. Even goeie vrienden. Als ik te voet ben, is hij er altijd en overal. Als ik naar Andrews (supermarkt) ga, de bank of naar Little Rock (snackbar) of lopend naar huis, dan staat hij daar. Volgens mij heeft hij elke dag dezelfde kleren aan. Geen idee of hij wel een thuis heeft of dat er iemand voor hem zorgt. Waarschijnlijk niet. Dit is niet een land waar ze goed met hun gehandicapten omgaan. En dat is begrijpelijk, de gemiddelde Oegandees heeft het al lastig genoeg om het hoofd boven water te houden. En dus moeten de meeste gehandicapten maar voor zichzelf zorgen. Lijkt me alleen niet makkelijk. Vraag me wel eens af hoe Henkie dat doet. Blijkbaar lukt het hem toch, want ik zie hem vrijwel elke dag door de straten van Fort Portal struinen. Met altijd die brede lach en het wat hinnikende geluid dat erbij hoort. Behalve dat hij niet helemaal lekker is, lijkt hij verder gezond. Hij lijkt het te redden en redelijk gelukkig, al is dat natuurlijk eigenlijk onmogelijk vast te stellen. Minder gelukkig lijkt mij de vrouw die ik af en toe op de hoofdweg vlakbij de bank op het trottoir zie liggen. Ziet er niet prettig uit. Ze ligt daar maar en houdt af en toe haar hand op, maar niemand die voor haar lijkt te stoppen. Ik heb dat ook nog niet gedaan, moet ik bekennen. En zo zijn er meer bedelaars, hoewel gelukkig niet zoveel als in Kampala. Soms moet je je ogen sluiten, je kunt nu eenmaal niet al het leed van de wereld op je schouders dragen. Ik houd het maar op Henkie, daar word ik tenminste ook nog een beetje vrolijk van. Quid pro quo, Henkie, voor wat hoort wat.

Geen opmerkingen: