zaterdag 15 november 2008

De Vijf en Een Safari met Sores

















Donkere wolken pakken zich samen boven de noordelijke savannen van Queen Elisabeth National Park in het Zuidwesten van Oeganda, aan de grens met Congo. Dat klinkt als het begin van een goedkope, maar spannende avonturenroman uit de Kuifje-reeks of de jeugdserie De Vijf. De ingrediënten: vechtende olifanten, vastzitten in the middle of nowhere, loerende leeuwen in het donker en ...Wie is The Big Dick?

Het begint allemaal zo voorspoedig, als een fantastisch avontuur waarin De Vijf zich kostelijk vermaken in hun Afrikaanse achtertuin, het Queen Elisabeth National Park, op nog geen twee uur rijden van hun woonplaats Fort Portal. Alwaar ze oog in oog komen met (veel) olifanten, buffels nijlpaarden, krokodillen, allerlei soorten antilopen, de meest waanzinnig uitgedoste vogels en als grande finale: een leeuwin met een nest welpen.
De Vijf zijn: de Engelse Olwin (een gematigde versie van Mildred -kwek-kwek-kwek en yep-yep-yep-van de Britse comedyserie George en Mildred), De Uruguayaan Mauro en de Slowaakse Katarina (een jong stel dat allebei in de VS -Maine- heeft gestudeerd) en de Nederlanders Nynke en André. Op stap met de Toyota-bus van het weeshuis van Carol, de tijdelijke werkgever van Mauro en Katarina. De bus heeft net een uitgebreide service-beurt gehad, dus ze verwachten daarmee geen problemen in het uitgestrekte park dat aan de grens met het onrustige Congo ligt. Iets ten Zuiden van dit park ligt Isasha, waar duizenden vluchtelingen uit Congo een veilig heenkomen hebben gezocht, op de vlucht voor het oorlogsgeweld. Maar daar merken De Vijf dit weekend helemaal niets van, als ze zich vergapen aan de The Lion King in het echt. Of als ze aan het einde van de middag neerstrijken op de comfortabele ligstoelen op het terras van de luxe Mwueya Lodge, met fraai uitzicht over Lake George. De Vijf hebben een 'goedkoop' huis gehuurd bij het hostel vlakbij, maar ze permitteren zich de weelde van Mwueya Lodge en laven zich 's middag aan een heerlijke lunch en 's avonds aan een al even copieus en heerlijk diner. Het zwembad laten ze voor wat het is, de 20.000 Ush (ongeveer 20 oude Nederlandse guldens) voor een dip in the pool, dat vinden ze wat teveel van het goede.

Als ze de volgende ochtend dankzij de gids (of eigenlijk zijn concurrent die ze eerder hebben afgewezen, maar die ze onderweg tegenkomen) ook nog aan het einde van de ochtend-safari een nest jonge leeuwen met hun moeder tegenkomen (vader is zoals gewoonlijk nergens te bekennen), kan hun avontuur niet meer stuk. Ze komen nog wat bij op de ligstoelen van Mwueya Lodge en besluiten aan het begin van de middag de reis huiswaarts te aanvaarden. Met een omweg weliswaar, want De Vijf hebben de tip gekregen dat ze beslist de Kratermeer-route niet mogen missen. Die loopt door het weinig bezochte Noorden van het QE NP en komt uit bij de Evenaar, waar ze weer aansluiting zullen vinden op de hoofdweg naar Kasese en Fort Portal. Maar wacht, wie loopt daar midden op de weg in deze niet ongevaarlijke omgeving? Het is een jonge vrouw, Atwoki, die in het park blijkt te werken en al 4 maanden geen salaris heeft ontvangen en nu terugkeert naar haar familie in Saka bij Fort Portal. Ze heeft besloten niet terug te gaan naar het werk voordat het achterstallige loon is betaald. Atwoki is niet bang om hier te lopen tussen de wilde dieren, als ze die ziet, wacht ze gewoon even totdat ze voorbij getrokken zijn en dan loopt ze verder. Maar leeuwen of luipaarden, die zie je vaak pas als het te laat is en ze toeslaan. Die houden zich niet aan de spelregels, wat dat betreft, hoewel ze overdag weinig actief zijn en vooral 's nachts jagen. De Vijf besluiten Atwoki mee te nemen, ook al omdat het een flinke voettocht door het park naar de hoofdweg is en omdat ze toch naar Fort Portal gaan. Maar wel met een omweg, als ze dat geen bezwaar vindt. Atwoki vindt het prima, die wordt gratis en voor niets naar Fort Portal gereden en is thuis voordat het donker is. Althans, dat denkt ze...

Als ze even op weg zijn en de weg steeds slechter begint te worden, begrijpen ze waarom de parkwachters hen al wat met ongeloof aankeken. Links is naar Congo, rechts is naar de hoofdweg. U wilt rechtdoor, hoezo rechtdoor? Na een kwartier over het hobbelige pad wordt de eigenzinnige keuze echter beloond. In een dal beneden zien De Vijf een sliert van zwarte stippen die langzaam dichterbij komt. Het is een karavaan olifanten op migratie. Wacht, daar is er nog een en daar achter nog een. Op de een of andere manier is dit nog indrukwekkender dan de olifanten die ze van dichtbij hebben gezien. Het landschap wordt ruiger, de uitzichten nog fraaier. Dan stuiten ze opnieuw op olifanten, dichtbij dit keer. Iets te dichtbij, bedenken ze als ze twee mannetjes met elkaar zien vechten. Achteruit rijden is geen optie op deze weg en keren al helemaal niet. Wachten is het devies, vooral geen aandacht trekken. Het laatste wat ze willen, is aangevallen worden door de olifanten. Ze herinneren zich het noodlot van een groep Fransen die onlangs in Murchison Falls NP zijn aangevallen door een groep olifanten en die uiteindelijk zwaargewond uit hun gekieperde voertuig zijn gehaald. Gewoon omdat ze de pech hadden – net als De Vijf - net iets te dicht bij de bruine mastodonten in de buurt te komen, iets wat ze niet van plan waren, maar dat kan gebeuren in de wildernis. Dit is niet De Beekse Bergen of het Noorder Dierenpark, tenslotte. Olifanten zullen zelden aanvallen, maar als je te dichtbij komt, willen ze nog wel eens met geweld hun territorium afbakenen, zeker als er babyolifanten bij zijn.
De mannetjes hebben het te druk met elkaar als De Vijf even later toch voorzichtig voorbij rijden. Ze hebben geen keuze, het is nog een flinke rit en ze willen niet 's nachts in het park vast komen te zitten. Even later lijkt het erop dat precies dat toch wel eens zou kunnen gebeuren. De weg is steeds slechter en steiler geworden en ze hebben al een paar keer tijdelijk vastgezeten, als de Toyota bus tenslotte helemaal niet meer vooruit lijkt te komen. Nadat ze met alle macht de auto toch in z'n eerste versnelling vooruit hebben geprobeerd te krijgen, ontdekken ze wat het probleem is. De wielen zijn vrij, maar de bodem van de bus zit vast aan de grond. Wat nu? Twee van De Vijf gaan te voet vooruit – niet te ver, wat dit is wel een wildpark - om te kijken of de weg nog slechter wordt verderop. Ze hebben geen idee hoe ver ze nog moeten om het park uit te komen, wat staat hen nog meer te wachten? En de wolken boven de noordelijke savannen worden steeds donkerder, als het straks flink losgaat, worden de wegen helemaal onbegaanbaar. De Vijf besluiten de auto voorzichtig los te trekken en voorzichtig achteruit te rijden, wat ook niet geheel risicoloos is. Met horten en stoten en kunst en vliegwerk lukt dat uiteindelijk. De route terug terug blijkt minder lang te duren als gedacht, als het meezit zijn ze nog voordat het donker wordt het park uit. En de regen valt gelukkig mee. Dan ontdekt Katarina, die over ware arendsogen blijkt te beschikken, even voorbij een bocht in de weg opnieuw een kudde olifanten die de weg oversteken. Geen idee hoeveel het er zijn, ze mogen van geluk spreken dat Katarina ze op tijd heeft ontdekt, anders waren ze de bocht omgegaan en recht op de olifanten afgereden. So cute, heeft Arendsoog steeds geroepen als ze weer een nieuwe groep olifanten ontdekte. Maar dit is minder cute, iedereen is toch wat gespannen en ongerust. Over de olifanten, over de duisternis die over niet te lang zal invallen. Hoe lang gaat dit duren, zijn ze toch niet te dichtbij, moeten ze nog wat achteruit, hoeveel olifanten zijn er?
Als ze de babyolifanten voorbij hebben zien komen, wagen ze het erop. Even later rijdt een landrover voorbij met een Zweed die ze geen blik waardig gunt. Die kerel zijn ze die ochtend al tegengekomen bij Mwueya Lodge. Zo'n type dat om half 11 in de ochtend erover klaagt waar zijn tweede Martini blijft. Toen Nienke en André aan de overkant van het water een flinke groep badende olifanten ontdekten, snoefde hij: dat is niet groot, ik heb eerder een groep van 50 olifanten gezien. Wie heeft de langste, dat type, denken Nienke en André die hem omdopen tot The Big Dick. Hij lijkt een verkenner te zijn voor een filmploeg die De Vijf even verderop tegenkomen, ter hoogte van de plaats waar ze eerder de karavaan olifanten hebben gezien in de vallei beneden. De filmploeg lijkt daar geen weet van te hebben en rijdt snel door om ongetwijfeld fraaie plaatjes te maken van een zonsondergang op de Afrikaanse steppen. En fraai is het, het beeld van het heldere licht van de vallende zon op het goudgele gras, de uitgestrekte vallei met de felgroene bomen en de majestueuze bergen in de verte.

Ze zijn opgelucht als ze even later nog bij licht het park verlaten. De opluchting is van korte duur als de auto plots niet meer in z'n versnelling gaat en ze stranden nog voordat ze de bewoonde wereld – Kasese - hebben kunnen bereiken. Het is donker inmiddels en dit mag dan een hoofdweg zijn, maar die doorkruist het park. Er zijn geen hekken, wie weet liggen er wel leeuwen te loeren aan de kant van weg, die wachten op hun avondmaaltijd? Het zijn roofdieren tenslotte, die 's nachts jagen. Wat te doen, hier is geen Wegenwacht die je even kunt bellen. En meeliften met een van de auto's die voorbij razen, daar lijkt niemand voor te voelen. Behalve dan misschien Atwoki, die al uren stil achterin heeft gezeten en steeds ongeruster is geworden. Zij wil beslist naar Fort Portal, vanavond nog. Uiteindelijk stopt er een taxi-busje en De Vijf geven haar geld om naar Kasese en hopelijk nog naar Fort Portal te komen. De Vijf hebben zich er al bij neergelegd dat hen dat niet meer zal lukken vanavond. Eerst maar eens op een donkere zondagavond in the middle of nowhere naar de bewoonde wereld zien te komen. Met de bus, want die achterlaten om 'm morgen met een auto van een garage op te halen, is geen optie. Dan istie verdwenen of op z'n minst totaal gestript. Gelukkig kent Nienke iemand in Kasese, die weer een man met een garage kent die toezegt hen op te komen halen. Zo snel mogelijk, maar dat kan van alles betekenen in Afrika. Ondertussen wordt het steeds later en De Vijf houden de moed er in door spelletjes te spelen en te lachen. Altijd blijven lachen. Alleen Olwin houdt zich opmerkelijk stil. Elk nadeel hep z'n voordeel, zou Cruyff dan zeggen. De Vijf wachten buiten de bus (de mogelijke leeuwen lijken allang vergeten) op de garageman die zo'n twee uur later uiteindelijk komt en met een ingenieuze constructie (een boomstam) de bus naar Kasese sleept. Zitten hier eigenlijk leeuwen?, vraagt André dan nog even voor de zekerheid aan de garageman. Ja hoor, overal, antwoordt die laconiek, wat dacht jij dan?

De volgende middag, na een nacht in een comfortabel hotel te hebben doorgebracht, gaan De Vijf uiteindelijk weer op weg naar Fort Portal. Een hele reeks (geweldige) ervaringen rijker en een paar honderdduizend shillings aan reparatie- en hotelkosten armer. Maar wie kan dat nou schelen, als je een karavaan olifanten hebt gezien? So cute...

woensdag 5 november 2008

De Hut van Neef Tom



Ik loop naar huis, het is prachtig weer en nog vroeg, rond half zes, nog zo'n anderhalf uur licht. Geen wolk te bekennen, dus voorlopig zal het niet regenen. Verderop zwaait iemand naar me. Ik zwaai terug maar kan niet goed zien wie het is. Gebeurt vaker, steeds meer lokalen beginnen me te herkennen en niet altijd herken ik ze meteen. Of ze roepen wat en ik hoor of versta het niet. Oryota (hallo/hoe gaat het?), Arali (mijn koosnaam), riep de schoonmaakster van het werk laatst op straat. Maar ik had haar niet gehoord. Vrouw vervolgens beledigd, hoorde ik later, of op z'n minst niet boos maar dan toch wel teleurgesteld. Of ze denken dat zodra je een paar woorden RuTooro kent, dat je meteen ook de taal spreekt, terwijl ik alleen nog maar een paar beleefdheden redelijk uit m'n strot weet te krijgen. Beginnen ze een heel verhaal en ik maar knikken en eeeh, eeeh zeggen. Levert grappige misverstanden op. Krijg ik een gefrituurde sprinkhaan aangeboden, niet m'n lievelingskost maar ik ben geen mietje en eet dus het beestje op, exclusief de kop, dat dan weer wel. Blijkt dat ik juist de kop moet hebben, veel knapperiger, en juist niet het achterlijf. Grote hilariteit. Die sprinkhanen beginnen trouwens een aardige (bijna Bijbelse) plaag te worden. Alsof Onze Lieve Heer Job nog een keer wil testen, strijken ze in grote getalen neer, het is het seizoen. Grappige beestjes, dat wel, maar met zovelen kunnen ze wel irritant worden. Zeker als je ergens buiten op een terras zit te eten en zij in niet gefrituurde vorm onderdeel van het menu willen worden, met kop en al.

Als ik dichterbij kom, zie ik dat het Tom is. Tom is de neef van de landeigenaar Peter Kagoro. Niet een echte neef, maar als je uit dezelfde clan komt, ben je ook een soort familie. Kagoro is eigenlijk een soort pleegvader voor de 18-jarige Tom. Zijn vader is er vandoor gegaan (net als bij Obama) toen hij nog in de buik van z'n moeder zat en zij is overleden toen hij een jaar of zes was. Tom is door z'n oma opgevoed (net als Obama) en Kagoro (die goed in de slappe was zit als huisjesmelker) betaalt nu z'n schoolgeld en laat hem in een plaatijzeren keet op het land wonen. De hut van neef Tom. Oordeel zelf wat voor riant onderkomen deze jongen heeft.



Tom wil businessman worden, net als z'n oom/pleegvader. Geld verdienen, want dat heeft hij nu niet. Als we samen teruglopen naar huis, vraag ik hem hoe het met de examens gaat, waar hij nu middenin zit. Hij doet O-levels en als hij slaagt kan hij voor A-levels gaan en daarna eventueel studeren. Gaat wel goed, zegt hij, maar hij moet vrijdag een praktijkopdracht tekenen doen en daar moet hij spullen voor aanschaffen en dat kost wel 10.000 Ush. Financiele hulp vragen is hier heel gebruikelijk, daarvoor schaamt niemand zich. En terecht. Als we bij het winkeltje van Alinda aankomen en ik hem 5000 betaal voor het schoonmaken en de was doen, geef ik Tom ook 5000 en maak hem duidelijk dat dit voor een keer is, voor z'n examens. En hoewel ik hem vraag het stil te houden, rent hij opgetogen naar Alinda. Wat mij weer een beetje ongemakkelijk gevoel geeft, want die heeft gewoon moeten werken voor die 5000. Volgende keer wat subtieler doen, Beer.
Obama heeft gewonnen, heel Afrika danst! En Amerika is ver gekomen sinds de Negerhut van Oom Tom. En onze Tom, die komt er ook wel, het is een slimme jongen. Wie weet is hij wel een nieuwe Obama, die kunnen ze hier in Afrika goed gebruiken.