vrijdag 31 oktober 2008

gekke henkie

Als ik 's ochtends aankom bij mijn werk, staat hij er bijna altijd. Noem hem maar Gekke Henkie, daar merkt zo'n jongen niks van. Gekke Henkie is niet helemaal lekker, zo noemden ze dat vroeger. Ik geef hem soms wat kleingeld. Niet altijd, dat is niet goed. Maar je kunt soms ook niet anders. Dan komt hij eraan rennen – nou ja, rennen, meer strompelen – en dan grijpt hij je arm en kijkt hij je vrolijk aan terwijl hij z'n tanden ontbloot. Million dollar smile, als hij dat zou kunnen kapitaliseren, was hij een rijk man. Als ik zou willen, kan ik hem ontlopen, tenminste als ik op een boda boda (brommertaxi) aankom, wat vaak het geval is. Dan zou ik de boda iets verderop kunnen laten stoppen en ben ik binnen voordat hij me heeft kunnen bijhalen. Maar waarom zou ik, hij vindt het ook goed als ik hem niets geef. 't Is niet alle dagen feest, Henkie. Even goeie vrienden. Als ik te voet ben, is hij er altijd en overal. Als ik naar Andrews (supermarkt) ga, de bank of naar Little Rock (snackbar) of lopend naar huis, dan staat hij daar. Volgens mij heeft hij elke dag dezelfde kleren aan. Geen idee of hij wel een thuis heeft of dat er iemand voor hem zorgt. Waarschijnlijk niet. Dit is niet een land waar ze goed met hun gehandicapten omgaan. En dat is begrijpelijk, de gemiddelde Oegandees heeft het al lastig genoeg om het hoofd boven water te houden. En dus moeten de meeste gehandicapten maar voor zichzelf zorgen. Lijkt me alleen niet makkelijk. Vraag me wel eens af hoe Henkie dat doet. Blijkbaar lukt het hem toch, want ik zie hem vrijwel elke dag door de straten van Fort Portal struinen. Met altijd die brede lach en het wat hinnikende geluid dat erbij hoort. Behalve dat hij niet helemaal lekker is, lijkt hij verder gezond. Hij lijkt het te redden en redelijk gelukkig, al is dat natuurlijk eigenlijk onmogelijk vast te stellen. Minder gelukkig lijkt mij de vrouw die ik af en toe op de hoofdweg vlakbij de bank op het trottoir zie liggen. Ziet er niet prettig uit. Ze ligt daar maar en houdt af en toe haar hand op, maar niemand die voor haar lijkt te stoppen. Ik heb dat ook nog niet gedaan, moet ik bekennen. En zo zijn er meer bedelaars, hoewel gelukkig niet zoveel als in Kampala. Soms moet je je ogen sluiten, je kunt nu eenmaal niet al het leed van de wereld op je schouders dragen. Ik houd het maar op Henkie, daar word ik tenminste ook nog een beetje vrolijk van. Quid pro quo, Henkie, voor wat hoort wat.

oude man in gevangenis

Een man komt ons kantoor binnen. Hij komt uit de buurt van Kasese – zo'n 2 uur hiervandaan - en zit met een flink probleem. Zijn vader is opgepakt en zit in de gevangenis. De vader is 90 jaar en niet op z'n best meer. Het gaat om een landkwestie, zoals er zoveel zijn hier. Veel Oegandezen wonen op land dat al decennia in hun bezit is. Althans volgens het traditionele tribale recht. Maar dan komt er iemand die zegt dat het land van hem is – volgens het moderne recht – en dat de families die erop wonen hun biezen moeten pakken. In dit geval verzetten de bewoners zich en er volgen verschillende rechtzaken. De families denken dat ze gewonnen hebben en blijven op het land. Maar dan komt de eigenaar met de politie en arresteren ze de oude man, die de chief is van het dorpje.
De man die ons kantoor binnenkomt, Leo, is wanhopig. Hij weet niet meer wat hij moet doen en z'n advocaat heeft hem in de steek gelaten. Dat gebeurt vaker, zeker als ze niet betaald worden. Probleem is dat behalve er bij niemand is. Coördinator Angela zit in Kampala en de advocacy officer Augustine in Mbarara, die komen pas maandag terug. Dus Alyce en ik worden worden daarmee de afdeling rechtshulp. Alyce is de net aangenomen documentation officer die ik begeleid. Zij vertaalt, want de man spreekt maar een paar woorden Engels. Er moet snel actie worden ondernomen met een man van 90 in de gevangenis. We besluiten de man de Legal Aid Office in te schakelen, want dit is een zaak voor hen. Ik ga mee naar hun kantoor, want anders wordt hij niet meteen geholpen door Legal Aid, die overstelpt worden met zaken. Ik ken Flora daar al van een eerdere zaak. En dat helpt. Ze hoort de man aan en besluit maandag met hem naar de gevangenis te gaan om de oude man in ieder geval op borg vrij te krijgen. Helaas lukt dat vandaag niet meer, maar maandag doet ze haar best. “I know you will follow up”, zegt ze lachend, omdat ze weet dat ik dat doe en de zaak niet wil laten rusten voordat die man vrij is.
Is dit een vorm van corruptie? Nee, vooralsnog niet, tenzij bijvoorbeeld zou blijken dat er bij de rechtzaken iets niet in de haak is, dat er iemand is omgekocht. Maar mensen komen naar RAC met allerlei problemen, omdat de organisatie goed bekend staat in de regio. Ze doen echt wat.
Leo belt z'n broer en omdat die wel een beetje Engels spreekt moet die het verhaal van de muzungu zelf horen. Hij is opgelucht nu er eindelijk wat lijkt te gebeuren. Thank you, Andrew. Ik neem afscheid en loop terug naar het kantoor. Dit is ook mijn werk. Mooi werk, het geeft voldoening.

dinsdag 21 oktober 2008

joe the plumber

In de Amerikaanse verkiezingsstrijd is een loodgieter blijkbaar de lieveling van beide kandidaten geworden: Joe the Plumber, zo'n typische hardwerkende loonslaaf die graag een eigen bedrijfje wil beginnen, wat door de huidige economische malaise niet zo makkelijk is.
Kom daar maar eens om in Oeganda, Joe the Plumber moet je hier met een olielampje (want de electriciteit valt ook om de haverklap uit) vinden. Ze zijn schaars, de goeien, zo vertelt mijn huiseigenaar Peter Kagoro, die me al op dag 2 in mijn paleisje een boiler belooft, zodat ik ook eens een warme douche kan nemen. En echt, koud douchen went wel hoor, maar zo midden in de regentijd wil het wel eens koud worden en dan is een warme douche toch wel aangenaam. Bovendien heeft mijn werkgever voor een flink bedrag zes maanden huur vooruitbetaald, dus die douche hoort gewoon in orde te zijn. Maar die boiler laat op zich wachten, net als de eigenaar zelf die over een paar dagen terug zou keren uit Kampala. Dat is bijna drie weken geleden.

De stand van zaken is nu: een slordig aangebrachte waterpijp die direct op de hoofdleiding is aangesloten en waaraan een soort brandweerkraan is aangesloten waaraan weer een douchekop is bevestigd. Er komt water uit, maar daar is ook alles mee gezegd, als ik er schuin onder sta, kan ik een beetje koud-water-badderen. Zouden ze in Darfur een moord voor doen natuurlijk, maar daar zijn we goddank niet. Dat de afvoer ook niet helemaal jofel is, blijkt op woensdagochtend (vorige week) als de boel onderstroomt omdat er ergens een lek zit. Ik bel Kagoro die zegt Joe the Plumber te zullen bellen. Die komt uiteindelijk 's middags, belt gelukkig wel vantevoren zodat ik tijdig naar huis kan om 'm op te vangen. Drie uur wordt uiteindelijk zeven uur, maar daar is dan uiteindelijk. Joe blijkt een soort gieter zonder lood, zullen we maar zeggen. Hij heeft welgeteld een stuk gereedschap bij zich: een waterpomptang die voortdurend blokkeert, wat dus al met al weinig helpt om een lek in de afvoer op te sporen. Maar met een zakmes en een schroevendraaier van mij, weet hij uiteindelijk het lek te lokaliseren: in het afvoerputje van de douchebak zit een barst waar het water uit stroomt, voordat het de afvoer weet te bereiken. Of ik toevallig ook een caraketoekoe of zoiets heb? He? Een caraketoekoe, u weet wel. Dan ziet hij de plastic verpakking van de wc-rollen. En daarmee weet hij provisorisch het lek te dichten, maar of ik toch maar voorzichtig wil zijn met douchen. Morgen komt hij terug om het lek definitief te verhelpen. Komt allemaal goed, meneertje. Ik meld Kagoro de stand van zaken, die zegt toe de volgende dag te komen. Met boiler, zodat we die meteen kunnen installeren. Zou het dan eindelijk gaan gebeuren?

De volgende ochtend is het letterlijk dweilen met de kraan open. De kop van de brandweerkraan is afgebroken en het water spuit de badkamer in. Ik probeer met man en macht (Alinda komt helpen, maar vergeefs) de kraan dicht te draaien, wat uiteindelijk deels lukt. De straal neemt af, het water spuit nu niet meer om m'n oren, maar valt loodrecht naar beneden, het afvoerputje met de provisorisch aangebrachte carakoedinges in. Als dat maar goed gaat. Bovendien, het water blijft stromen. En ik moet weg. Hoofdkraan dan maar dicht, zien we het vanmiddag wel weer als Kagoro en Joe the Plumber langskomen. Maar geen hoofdkraan te vinden in en rondom het huis, Alinda weet het ook niet. Uiteindelijk sluit hij de Main Switch af, de hoofdtoevoer van het water op de compound. Zodat iedereen zonder water zit. Nou ja, toch niemand thuis.

Als ik 's middags weer thuis kom, loopt de kraan weer. Iemand had toch water nodig en de Main Switch is opengezet. Toch maar weer dicht, Alinda, in afwachting van Kagoro en Joe. Die natuurlijk niet komen. Ik bel uiteindelijk Kagoro, die zegt dat-ie vlakbij is, terwijl ik het donkerbruine vermoeden heb dat-ie gewoon nog in Kampala is. Ik begin m'n geduld te verliezen, wil dat in ieder geval de kraan vanavond nog gefixt wordt en blijf hem die avond voortdurend lastig vallen. Zet hem onder druk door te zeggen dat iedereen op de compound nu zonder water zit. Is Joe nóg niet langs geweest dan, hij had toch echt beloofd 's middags langs te komen? Nee, hij is er niet en waar ben jij trouwens? Uiteindelijk is Joe daar dan. Om half tien 's avonds. En hij heeft zowaar een andere kraan bij zich en de waterpomptang die het na herhaaldelijk op de grond slaan uiteindelijk doet. Maar geen isolatietape meegenomen, dus of ik nog wat carakoedinges heb. Tuurlijk, joe, ben van alle markten thuis. De kraan doet het weer.
Kagoro belooft morgen te zullen komen en de loodgieter ook. Maar ik kan 's middags om drie uur meerijden naar Kampala, waar zaterdag een feestje is en ook NCRV-collega's die daar zijn voor reportages over Save the Children-projecten, wil ik graag even ontmoeten. Besluit dan maar om zaterdag met openbaar vervoer te gaan. Maar vrijdag komt en gaat voorbij en geen Kagoro en geen loodgieter. Ik besluit om niet ook m'n vrijdagavond te laten vergallen en op de uitnodiging van de Belg Rudi in te gaan om van de kookkunsten van zijn huishoudster/kokkin Paula te genieten. De volgende ochtend – ik heb inmiddels afgezien van een bliksembezoek aan Kampala - zie ik tot mijn stomme verbazing buiten op de veranda een nieuwe boiler staan. En verdomd, daar is de auto van Kagoro. Zou het dan eindelijk gaan gebeuren? Er volgt een kwasi vriendelijk gesprek – ik ben nog steeds van hem afhankelijk tenslotte - ik bied hem koffie aan en hij zegt dat het vandaag allemaal goed zal komen. Ik moet dat nog zien, maar besluit wel om vandaag thuis te blijven. Als ik weg ben, gebeurt er sowieso niets.

Uiteindelijk komt 's middags Joe met z'n broer die we maar Jim zullen noemen. Maar Kagoro is er weer vandoor. De mannen gaan uiteindelijk naar binnen om te kijken wat er moet gebeuren. De hele boel vervangen, zegt Jim resoluut. Hij heeft gelijk, denk ik, maar vandaag ben ik al blij als ze uberhaupt de boiler kunnen aansluiten. Als Kagoro terugkomt, volgt buiten een ellenlange en verhitte discussie met Joe en Jim. Kagoro is wateringenieur, zegt-ie, hij weet wel wat er moet gebeuren. Maar er gebeurt intussen niets. Lullen kunnen ze wel, maar werken, ho maar. Uiteindelijk gaan de mannen aan de slag of iets dat daarvoor moet doorgaan. Na een klein uurtje vol geklop en gebik, komen ze naar buiten. Geen idee wat er is gebeurd, de boiler staat er nog onaangeroerd. Kagoro is inmiddels pleite. J&J zeggen dat ze morgen na de kerk terugkomen om de boel af te maken. Erewoord en waarom zou je ze niet geloven, het zijn immers vrome kerkgangers? Kagoro heeft inmiddels een aantal werklui uit Kampala gebracht, die in de onafgewerkte panden aan de slag gaan. 's Avonds pas, wel te verstaan. Als ze om half twaalf nog bezig zijn, ga ik toch maar eens informeren hoe lang dat zagen, boren en geklop en gehamer nog doorgaat. Tot morgenochtend, zegt de oudste van het stel. Geen sprake van, zeg ik, jullie houden er om middernacht mee op! Ze zeggen dat ze wel door moeten gaan, omdat het werk anders niet op tijd afkomt, maar ze zullen rustiger zijn, beloven ze. Da's gelukkig een belofte die wordt nagekomen, het blijft verder rustig die nacht.

Als ik de volgende ochtend buiten kom, zijn de mannen nog bezig. Die weten tenminste wel wat werken is. Kagoro is er ook, probeert me eerst nog te negeren, maar groet uiteindelijk en doet alsof er niets aan de hand is. Om kwart over twee is de kerk al uren uit, maar Joe en consorten zijn nog nergens te ontdekken. Om kwart over twee zegt Kagoro dat hij hoopt dat ze nog komen. What can I do..? Ik heb de hoop allang opgegeven en zeg Kagoro dat hij maar moet zorgen dat het goed komt. Ik ga naar een feestje bij Darlene en Jean, ter ere van hun moeder die op bezoek is en als dank voor alle Oegandezen die hen in het afgelopen jaar zo goed hebben geholpen zich thuis te voelen hier. Lieve, vriendelijke, betrouwbare Oegandezen, die zijn er gelukkig ook genoeg. Mag ik er een paar van lenen, alsjeblieft?

Nu ik de blog op het web zet, is het dinsdagmiddag. Ik realiseer me dat het een uitgebreide klaagzang is geworden. Maar ja, dat hoort er ook bij, dit is ook mijn leven hier. Anyway, de blog is een lekkere plek om stoom af te blazen. Er is intussen nog niets gebeurd, Joe the Plumber is van de aardbodem verdwenen, zo lijkt het. En Peter Kagoro houdt zich ook ergens schuil. Ach, ik zie wel, voorlopig nog maar even koud douchen, dus. En hopen dat de boel niet verder in elkaar dondert.

woensdag 15 oktober 2008

Waar is Alinda?

Alinda is weg. Al sinds vrijdag. Moet ik me zorgen maken? Alinda is er namelijk altijd. Hij is hier de manus-van-alles en woont in een schuurtje op het terrein, waarop naast mijn huisje nog twee andere woningen en een pand in wording staan. Buurman David is er niet zo veel en buurman Kevin, die over een heel wagenpark lijkt te beschikken (hoeveel auto's heeft die man, of wonen hier nog meer Oegandezen, die ik nog niet heb ontmoet?) komt elke avond thuis, met veel oempf-oempf en moddafokking-rap geluid uit z'n autospeakers. Om onbegrijpelijke redenen laat hij altijd als hij geparkeerd heeft, even de motor aan, inclusief de oempf-oempf-moddafokking-rapgeluiden. Vind het wel geruststellende gedachte als ik de motor en bijbehorende bijgeluiden elke avond weer hoor. Betekent dat ik niet alleen ben op deze compound. Niet dat het onveilig is of zo, maar de compound is open en iedereen kan er bij en over zo'n muzungu in de buurt wordt natuurlijk wel geluld. Muzungu's zijn namelijk allemaal steenrijk – dat weet iedereen - dus daar valt wat te halen. Maar met Kevin als buurman maak ik me geen zorgen. Kevin ziet er namelijk ook uit als een rapper, een flink gespierde rapper waar je geen ruzie mee moet krijgen. We groeten elkaar vriendelijk en hij lijkt m'n aanwezigheid op prijs te stellen, dus da's meegenomen. Overigens heb ik me nog nergens en nog geen moment onveilig gevoeld en iedereen zegt ook dat hier weinig gebeurt. Maar mocht er ooit iets zijn, dan heb ik buurman Kevin en Nobody Fucks with The Kev!

Maar goed, of niet goed eigenlijk, waar is Alinda? Alinda is namelijk ook mijn schoonmaker en de man van Omo. Hij wordt door de eigenaar betaald om het terrein te verzorgen en op te passen. Aan de straat heeft hij nog een golfplaten keet waar hij zeep, wasmiddel en sigaretten verkoopt, waarschijnlijk ook eigendom van de eigenaar, trouwens. En voor een kleine vergoeding maakt hij de huizen schoon en doet hij de was voor je. Met de hand en met koud water, maar de kleren zijn schoon en daar gaat het om. Veel muzungu's, bijna allemaal vermoed ik, hebben zo'n mannetje in/aan huis. Een boy noemen ze dat, maar dat krijg ik niet over m'n lippen. Vreselijke neo-koloniale slaventerm. Alinda noem ik gewoon Alinda en hoewel hij nog steeds enigszins onderdanig doet (komt ook door zijn gebrekkige Engels en mijn gebrekkige RuTooro) probeer ik dat te negeren en hem met zoveel mogelijk respect te behandelen. En ik betaal hem naar lokale maatstaven goed. Voor 1 x per week wassen én schoonmaken krijgt hij maar liefst 5000 Ush, dat is omgerekend – schrik niet – een dikke twee euro bij de huidige koersen. Lijkt belachelijk weinig, maar het is voor dit soort arbeid goed betaald, heb ik me laten vertellen. En om een idee te geven, het is ongeveer een derde van mijn dagvergoeding. Dus zo'n rijke muzungu ben ik nou ook weer niet...

Van Nynke, die tot begin dit jaar in dit huis woonde, heb ik begrepen dat de mannen op dit terrein zo slecht betaald worden (waarschijnlijk nog geen 100.000 Ush per jaar) dat ze er voortdurend vandoor gaan, terug naar hun dorp waar ze het niet beter hebben maar wel bij hun familie zijn. Lastig als je van zo'n man afhankelijk bent voor het schoonmaken en wassen. En gewoon omdat het prettig is dat er iemand is die een oogje in het zeil houdt. Maar moet ik me nu zorgen maken dat Alinda er ook vantussen is? We hebben in principe afgesproken dat hij zaterdags schoonmaakt en de was doet, maar hij is er niet. Zondag ook niet en maandag evenmin. En ik raak door m'n schone kleren heen en met dit soort regenachtige dagen kan het even duren voordat de was überhaupt droog wordt. Laat staan dat ik nog tijd heb om het te strijken, want er schijnen soms mango-vliegjes in je natte kleren te gaan zitten, die larven achterlaten die in je huid kruipen en voor lelijke zweren kunnen zorgen. Alles strijken is het devies, of urenlang in de brandende zon laten hangen, maar midden in het regenseizoen is dat geen optie. En dus moet de man die in Nederland zelden een strijkbout vasthield, hier een paar keer per week aan de strijk. Niet eens zo vervelend eigenlijk, heeft wel iets rustgevends, met de Wereldomroep op de achtergrond.

Dan is het dinsdagochtend, ik douche en trek m'n laatste schone ondergoed aan. Vanavond zelf maar wassen dan, het beddengoed heb ik gelukkig van het weekend al gedaan. Ik zet koffie en smeer wat jam op droog brood dat ik gisteravond getoast heb in de koekenpan. Het brood is hier namelijk al droog als je het koopt. Ik kijk naar buiten en groet buurman David, de student die nog gestudeerd heeft in Nederland (Ede) en nu terug is uit Kampala. Als ik de deur naar buiten opendoe, staat daar...Alinda. Hij komt bijna verontschuldigend naar me toe. Kan ik vandaag schoonmaken? Ja, graag, hier is de sleutel, zeg ik opgelucht. Ik was naar een burial, zegt hij dan in z'n beste Engels. Een begrafenis. Wat triest, familie? Ik heb mijn vader begraven, zegt hij dan. Ik weet even niet meer wat ik moet zeggen. Hij heeft zijn vader begraven en komt zich verontschuldigen dat hij er niet was om schoon te maken. Ik neem me voor om me nooit meer zorgen te maken over onbenullige zaken als de schoonmaak, de was en of ik nou wel of niet moet strijken. 's Avonds belt mijn moeder, een prettige verrassing, op de achtergrond meen ik m'n vader te horen. Goddank, die zijn er beiden nog.

maandag 13 oktober 2008

en nog wat kiekjes

Links: feestje tgv Refections, tweedaagse evaluatievergadering. links voorzitter James, centrum John Muzungu Travolta. Onder: Advocacy officer Augustine (midden) is onlangs getrouwd, hij heeft nog een bruidscake meegenomen en krijgt van RAC alsnog een geit die we later die avond oppeuzelen met z'n allen. Rechts mijn coordinator Angela alias Obama, omdat ze net is teruggekeurd van een workshop in de VS.

Eindelijk! Mijn eigen bed, gemaakt door een lokale timmerman voor omgerekend nog geen 30 euro. Heb er (maar) een week op moeten wachten. Had een leenbed zonder muskietennet, maar dit slaapt een stuk beter.
Onder: Zo breng ik m'n avonden door als ik thuis ben. Om 6 of 7 uur luister ik naar de Wereldomroep om een beetje op de hoogte te blijven van het Nederlandse nieuws, daaromheen is het vooral de BBC worldservice. Mijn laptop is tegelijk mijn thuisbioscoop en muziekinstallatie, de IPOD heeft dezelfde functies. Boeken zijn er voorlopig nog voldoende, door de films ga ik snel heen. Je kunt ze hier wel kopen, illegaal en voor weinig, maar de kwaliteit is heel wisselend en het aanbod niet geweldig voor iemand die al veel heeft gezien.

Met een paar vrienden op zondagmiddag naar een traditionele muziektheatervoorstelling net buiten FP. De traditionele dans en muziek is onderhoudend, maar het wordt voortdurend afgewisseld met lokale playbackartiesten die bij Hennie Huisman niet eens de voorrondes zouden hebben gehaald. Maar de omgeving is prachtig.
Van links Nynke, Roland, m'n buurman Lieven en zijn werknemer Nicholas.

De visser, de muzungu en Chairman Mao. Notities van een witte neger.

De president van de Wereldbank komt tijdens een bezoek aan Oeganda een visser tegen bij het Victoriameer. De man zit lekker onderuitgezakt tegen een boom. De president vraagt of de man niet moet gaan vissen. Nee, waarom, zegt de man, ik heb gisteren twee vissen gevangen en dus nog genoeg te eten. Maar als je vandaag vissen vangt, dan kun je die verkopen, probeert de president. En dan?, vraagt de visser. Nou, dan heb je geld om een groter net te kopen om meer vissen te vangen. En dan? Daar verdien je weer meer geld mee en dan kun je een grotere boot kopen om nog meer vissen te vangen. En dan? Dat geld kun je dan weer sparen en beleggen, zodat je nog meer geld krijgt. En dan? Dan heb je uiteindelijk zoveel geld dat je niet meer hoeft te werken, geen zorgen meer hebt en lekker kunt uitrusten. En wat denkt u dat ik nu aan het doen ben?

Laten we maar eens een stevig vooroordeel bevestigen: Afrikanen plannen niet. Hoewel er zeker zijn die een uitzondering op de regel vormen, is planning en daarmee organisatie, efficientie, time-management en meer van dat soort westerse begrippen, iets dat in ieder geval veel Afrikanen vreemd is, tenzij ze verwesterd zijn. Planning is iets van muzungu's, de witten die alles onder controle willen hebben en overal op voorbereid willen zijn, zelfs of misschien juist helemaal in een voor hen vreemde omgeving. Ze verzekeren zich voor alles wat je maar kunt bedenken, hebben zich voor de meest exotische ziekten en virussen ingeent, raken in de stress als er maar een muskiet, hond of vleermuis in de buurt komt, reizen bij voorkeur nooit met het openbaar vervoer (gevaarlijk!) en verkeren als het maar even kan zoveel mogelijk in het gezelschap van andere muzungu's; contact met de lokale bevolking – zeker buiten de steden – wordt zoveel mogelijk vermeden. Veel muzungu's leven bijna volledig in hun eigen beschermde wereld, zelfs de medewerkers van de internationale ontwikkelingsorganisaties. Maar ze hebben wel een heel duidelijke mening over die achtergebleven negertjes die ze komen helpen. Ik heb me op reizen door Azië, Centraal Amerika en Afrika er vaak over verbaasd hoe juist deze ontwikkelingswerkers en diplomaten vaak enorm vooringenomen zijn en soms zelfs uitermate neerbuigend over de lokale bevolking.

Afrikanen plannen dus niet, athans niet op de manier zoals wij dat gewend zijn. Ik heb er de afgelopen weken weer talloze voorbeelden van meegemaakt, van steevast (veel) te laat komen, afspraken die ineens niet doorgaan tot en met een feestje dat helemaal in de soep dreigt te lopen omdat niemand er rekening mee heeft gehouden dat de stroom wel weer kan uitvallen en we met z'n allen in het donker zitten en zonder muziek. Niemand die ermee lijkt te zitten, behalve die ene muzungu die steeds maar denkt: wanneer gaat het licht weer aan?

Afrikanen nemen het leven veel meer zoals het komt, zo lijkt het wel. Ze maken zich niet zo druk over wat er allemaal aan onheil over hen heen kan komen. Want wat heeft dat voor zin? Als het gebeurt, gebeurt het. Als een afspraak niet doorgaat of zij of anderen veel te laat zijn, jammer dan, volgende keer beter. Als ze ziek worden, worden ze ziek. Of een ongeluk krijgen. Zelfs als een naaste dood gaat. Het is zo, daar kun je weinig aan veranderen. Dat kun je fatalistisch noemen, maar je kunt het ook zien als een gezonde, want stressloze kijk op het leven (en de dood).

Tot zover de generalisatie, want de werkelijkheid is misschien toch wat complexer. Want de wereld is inmiddels een dorp geworden en niets staat meer los van elkaar. Op micro-niveau kan het vaak zo zijn, maar zodra we het over een grotere samenlevingsvorm hebben, dan wordt het ingewikkelder. Want met deze argeloze visie op het leven kun je niet een land opbouwen. (Of zou dat toch weer mijn westerse blik zijn?) Neem Oeganda, een land dat het in vergelijking met de meeste Afrikaanse landen redelijk goed doet: de meeste kinderen gaan naar basisschool, de economische groei is 5-6 % en HIV-Aids is fors teruggedrongen. Maar dat ogenschijnlijke succes geeft toch wel een wat vertekend beeld, het land behoort nog altijd wel tot de armere landen in de wereld. Oeganda is de laatste 10-15 jaar een donor-darling geworden, door het stevige regime van een voormalige guerillaleider (president Museveni kortweg M7) is een groot deel van het land redelijk stabiel. Zelfs in het Noorden is de terreur van het krankzinnige Leger van de Heer (LRA) nu behoorlijk teruggedrongen, al is de LRA net over de grens in Congo en Soedan de laatste tijd weer actief aan het plunderen, ontvoeren, moorden en verkrachten. (Voor de ongerusten onder de lezers van deze blog, dat is een flink eind hiervandaan). Maar goed, die relatieve stabiliteit in de rest van het land, daar houden donoren (Wereldbank, IMF, VN, internationale ontwikkelingsorganisaties) van. Die hebben dus de afgelopen jaren ongelooflijk veel geld in dit land gepompt. Dat heeft z'n voordelen – er is veel opgebouwd – maar ook z'n nadelen. Het land is net als vele andere ontwikkelingslanden donor-dependent geworden, verslaafd aan ontwikkelingshulp. En het heeft te weinig gewerkt aan de opbouw van een goed openbaar bestuur, iets dat noodzakelijk is om op eigen benen verder te kunnen. Het verhaal wil dat de Britten bij de onafhankelijkheid in 1962 het land een uitstekend bestuurlijk apparaat – geheel op Britse leest geschoeid uiteraard - hebben nagelaten. Ene Idi Amin (bekend van zijn voorkeur voor mensenvlees, krokodillen en andere afschuwwekkende moordmethoden) zou dat tijdens zijn regime helemaal hebben verwoest en tot op de dag vandaag is dat niet hersteld. Vertelde me een Oegandeze hoogleraar Ontwikkelingstudies, die onder meer 4 jaar bij het Institute of Social Studies in Den Haag heeft gestudeerd.

Het niet goed functionerende openbaar bestuur frustreert het opbouwen van het land, hoewel er op een aantal terreinen echt wel voortuitgang is geboekt (onderwijs, hiv/aids-bestrijding, zie boven). Het plannen lukt in dit geval nog wel, in Kampala worden de meest fantastische meerjarenplannen en wetten gemaakt, alleen ze worden nooit uitgevoerd of gehandhaafd. Niemand die zich eraan houdt, om te beginnen de regering zelf al niet. En dus komt er weinig echt van de grond en kan bijvoorbeeld ook de corruptie in alle lagen van de samenleving welig tieren. Want als je toch wat gedaan wil krijgen als district of lokale overheid dan schakel je een lokaal parlementslid met de juiste ingangen in, die de juiste mensen weer wat toestopt en zo komt die prestigieuze brug of snelweg er uiteindelijk wel. Ten koste van het plattelandsziekenhuis of schooltje, dat wel natuurlijk, want daar is dan natuurlijk geen geld meer voor.

Terug naar het plannen. Mijn overbuurman Maurice, een Brit die hier al 13 jaar woont en veel goeds voor de regio heeft gedaan (onder meer mijn anti-corruptieclub mede opgericht), heeft een aardige theorie. Hij is net terug van een 'vakantie' met zijn zoon in de buurlanden Congo (DRC) en Rwanda. Vakantie betekent voor Maurice overal zijn neus insteken, kijken hoe de landen zich ontwikkelen. Congo is een ongelooflijke puinhoop, maar Rwanda een voorbeeld voor de regio, zegt Maurice. Rwanda weet u nog, dat land van Hutu's en Tutsi's, dat synoniem stond voor genocide (1994). Datzelfde Rwanda wordt nu met straffe hand door de Tutsi-overwinnaar Paul Kagame – toevallig hier in Fort Portal als zoon van een theeplanter opgegroeid – geregeerd. Op Rwanda is wel wat aan te merken qua mensenrechten, maar niemand ontkent dat het land in de 14 jaar na die afschuwelijke oorlog een enorme ontwikkeling heeft doorgemaakt. Alles dat niet werkt in Oeganda en helemaal in Congo, werkt wél in Rwanda. En iedereen houdt zich aan der regels en wetten. Rwandezen, zo luidt de theorie van Maurice, zijn gedisciplineerd en plannen en organiseren uitstekend. (Dat hebben we in 1994 gezien, denk ik dan cynisch). Dat komt omdat het van oudsher veehouders zijn. Ze hebben altijd voor hun vee moeten zorgen en dat vergt veel discipline en planning. Anders gaat het fout en het vee dood en heb je niet te eten. Het zit in hun genen, zegt Maurice. Oegandezen daarentegen hebben altijd de inheemse gewassen geteeld en hebben daar nooit veel voor hoeven doen, de natuur deed (en doet) het meeste werk. Ze zijn niet gedisciplineerd en kúnnen niet organiseren omdat ze het nooit hebben hoeven te doen. Misschien wat kort door de bocht deze theorie, maar het stemt wel tot nadenken. En Maurice mag zich regelmatig ongenuanceerd uitlaten over Oeganda en de Oegandezen, de man deugt van alle kanten en heeft veel goeds gedaan voor dit land. Maar het is een Brit en nog een politicus ook, dus die weten het altijd wel het beste. Hij zegt van zichzelf dat hij soms wat stalinistische opvattingen heeft (voor het algemene belang moeten sommige individuen soms maar lijden), maar ik vind hem meer maoistisch en noem hem dus voortaan (Maurice heeft tig bestuurlijke functies) Chairman Mao.

Totzover dit lesje ontwikkelingseconomie en hoe vooroordelen toch ook een kern van waarheid kunnen bevatten. Volgende weer wat luchtiger, ik beloof het van harte...

maandag 6 oktober 2008

En toen was er...licht!

Je leert het pas echt waarderen als het het er niet meer is. Als je een weekend zonder stroom hebt gezeten, merk je pas hoe vanzelfsprekend je het altijd hebt gevonden dat het er was. Vrijdagavond ging het licht uit en pas gisteravond rond half twaalf floepte het weer aan. Tot mijn enorme vreugde, want ik kon eindelijk bijvoorbeeld de mobiele telefoon weer opladen. Voor het licht heb je kaarsen en minstens twee zaklampen, je moet overal op voorbereid zijn. Ook als je 's avonds over straat gaat, altijd een zaklamp meenemen, want je ziet helemaal niks in het pikkedonker, tenzij het volle maan is en niet bewolkt.
Die stroomuitval is regelmatig en sowieso gepland de eerste dagen van de week overdag. Daarom hebben we een generator op het kantoor, zodat we als het nodig is, verder kunnen. Maar thuis heb je dat niet, je weet nooit of je 's avonds wel stroom hebt. M'n laptop - belangrijk want thuisbioscoop - heb ik vorige week een paar keer mee naar het werk genomen om 'm daar op te laden. Ook al omdat ze daar een stabilizer hebben, die ervoor zorgt dat de stroomtoevoer gebalanceerd is. Daar heb je thuis een zogenaamde power surge protector voor nodig, een relatief duur apparaatje dat de uitschieters in de stroomvoorziening opvangt. Heel erg belangrijk, want zonder dat kan je computer of ander electronisch apparaat naar de knoppen gaan als er ineens 300 volt of zoiets doorheen schiet. Menig muzungu en oegandees heeft daar al een dure laptop aan verloren.
Omdat de goede surge-protectors niet in Fort Portal te vinden zijn en omdat ik nog wat meer nodig had, ben ik zaterdag met de bus naar Kampala gegaan. Zo'n vier uur in wat hier ook wel de flying coffins wordt genoemd, de vliegende doodskisten, want ze vliegen met een ware doodsverachting over 's Heeren Wegen. En iedereen die niet op tijd uit hun baan verdwijnt, heeft pech gehad. VSO-collega Nynke, die ik hier al tot een van mijn goede vrienden mag rekenen, vertelde me dat de bus waarin zij zat laatst een bodaboda (brommertaxi) had doodgereden. Die bodaboda zijn ook levensgevaarlijk, scheren overal tussendoor en ja, dan gaat het soms mis. Als ik een boda neem in town, soms kan het niet anders, dan zeg ik er altijd bij: mpora mpora ( rustig aan) en 's avonds gebruik ik mijn zaklamp als achterlicht, want die hebben ze standaard niet.
Ik ben dus zaterdag vroeg naar Kampala gegaan, in de hoop 's middags met Paul (de chauffeur van RAC) mee terug te rijden naar FP. Maar de auto die voor onderhoud bij een garage in KPL stond, was nog niet klaar en Paul zou dus pas op maandag terugkeren. Bummer! Ik was moe en smerig na een paar uur in die stinkende Derde Wereld-stad en wilde naar huis. Dus heb om 5 uur de avondbus naar FP terug genomen. Kwam op het laatste moment aan, want het pinnen bij de bank was niet gelukt (bankpas en mastercard weigerden) en moest dus nog langs een Forex om euro's (die ik gelukkig bij me had voor noodgevallen) te wisselen tegen een slechte koers. Kon ik in ieder geval m'n boodschappen afrekenen en de bus terug betalen. De bus zat vol, maar de bijrijder wees me een plek aan bij de uitgang. Net op het moment dat ik daar m'n spullen wil neerzetten, glipt er een lokalo doorheen en gaat op mijn stoel zitten. De bijrijder kwaad en zegt tegen de man dat die plek voor de enige muzungu in de bus bestemd is. Man zegt: je kunt me wat, ik zit. Gelijk heeft-ie, natuurlijk, heeft er net zoveel recht op als ik. Dat duurt zo een paar minuten en uiteindelijk gaat de bijrijder weg zonder het op te lossen. Ik ben moe en chagrijnig, maar blijf kalm. Altijd blijven lachen in dit soort situaties. Kijk goed om me heen en zie dat voorin een stoel vrij is, de stoel van de bijrijder, ongetwijfeld. Ik zeg niks en glip tussen dozen en tassen door naar voren en ga zitten op zijn stoel. Iedereen lachen, de muzungu lost het zelf wel op, kunnen ze wel waarderen. De oudere moslim naast me knikt: goed gedaan, jochie! De bijrijder ziet het en lacht uiteindelijk ook. Hij kan het ook wel waarderen, al heeft-ie nu zijn eigen stoel niet meer. Ik zit voorin, naast de chauffeur die zich door een waar mierennest heen wurmt, door gewoon de massa in te rijden, iedereen springt op het laatste moment aan de kant. Moet wel, anders kom je hier niet vandaan. De meest chaotische taxi & bus-park van East-Africa wordt dit wel genoemd. Het duurt lang voordat we eindelijk op de weg naar FP zitten en langzaam wordt het donker. Op de video schuin boven me wordt een Afrikaanse comedy vertoont, die werkelijk te flauw is voor woorden, maar waaraan de hele bus veel plezier beleeft. Vooral het jongetje van een jaar of 8-9 naast me, die in z'n eentje reist. We hebben af en toe een kort gesprekje, hij vindt het blijkbaar wel interessant zo'n grote muzungu naast hem. Ondertussen houd ik de chauffeur in de gaten, ik kan het meerijden niet laten. Die scheurt, terwijl het steeds donkerder wordt, met een snelheid van zo'n 100-120 km/u over de niet al te brede tweebaansweg, met aan de kant voetgangers en brommers/motors en op de weg zelf auto's en vrachtwagens zonder achterlicht. En regelmatig pakt hij ook nog even de telefoon om z'n liefje of god-weet-wie te bellen. Als het buiten begint te regenen, pakt hij af en toe een doekje om, zonder vaart te minderen, de beslagen binnenkant van de ruiten van condens te ontdoen. Ik houd het er maar op dat de statistische kans dat er tijdens deze rit iets gebeurt niet zo groot is, hoewel ik de kans liever niet precies wil berekenen. Om kwart voor negen komen we bij Kyenjojo, op ongeveer een uur van Fort Portal. We moeten een tijdje wachten, want verderop is ... een ongeluk gebeurt. Om kwart over tien ben ik uiteindelijk veilig thuis. In een donker huis, want de stroom is uitgevallen. Toch is het heerlijk om thuis te zijn en dit huisje na een week al zo te zien. Home sweet home!

vrijdag 3 oktober 2008

eerste foto's




Eerste foto's van mijn huisje en de omgeving. Laat je niet afleiden door die wat verstoorde blik van mij (zat te klooien met de camera), heb het reuze naar m'n zin. Als je het huisje ziet en mijn uitzicht, begrijp je dat. Dit is met recht de Parel van Afrika, zoals Churchill ooit schreef. Loop elke dag door dit fantastische decor zo'n half uur naar m'n werk. Of 10 minuten lopen en 5 minuten op een boda boda (brommertaxi) voor omgerekend zo'n 20 cent. Kan het niet laten...Oenga, oenga baba oenga! Binnenkort meer foto's als de inrichting op orde is...

donderdag 2 oktober 2008

Water!

Field-trip. Jonge consultants die zijn ingehuurd door ACCU, het overkoepelende orgaan van de anti-corruptie-organisaties, om een Water Sanitation Survey te doen, vragen of ik mee wil. En wat dachte-ge zelf? Natuurlijk, laat geen kans voorbij gaan om zo snel als mogelijk te zien waar in de praktijk de problemen zijn. Wat water betreft zijn die er legio. Opmerkelijk, voor een gebied zo vol natuurlijke bronnen, want vlakbij de bergen waar het puurste water vandaan komt. Toch blijken heel veel mensen in de dorpjes waar we vandaag langstrekken geen toegang tot schoon drinkwater te hebben. En dat terwijl er miljoenen Shillings worden geinvesteerd door hulporganisaties en de overheid in de aanleg van waterputten, pijpleidingen, pompinstallaties etcetera. Op papier klopt het allemaal, de projecten lijken zinvol, de fondsen worden ingezameld, de aanbesteding geregeld...en dan vervolgens gebeurt er of helemaal niks, of eerst wel wat en dan weer niks of een uitgebreide aanleg, die uiteindelijk niet wordt afgemaakt. Resultaat: niks komma nada, in ieder geval niet voor de mensen voor wie het bedoeld is. Een heleboel geld down the drain, al is dat een verkeerde beeldspraak in dit verband. Toch gaat dit al heel lang zo en verandert er weinig. Er moeten dus mensen zijn die belang hebben bij dit soort praktijken. Wie zijn dat? You guessed it, de aannemer en dezelfde ambtenaren die voor wat steekpenningen waarschijnlijk de aannemer het project hebben gegund. Is er dan niemand die hier over klaagt en hier iets aan wil doen? Jawel, de mensen van het dorp, want die zitten zonder schoon drinkwater. Maar die weten vaak niet wat hun rechten zijn, bij wie ze moeten aankloppen en hoe ze het moeten aanpakken. En als ze het wel weten komen ze vaak terecht bij ...dezelfde ambtenaren over wie ze klagen. Er zijn wel officiele instanties waar ze uiteindelijk zouden kunnen klagen, maar daar komen ze vaak niet eens terecht. En als ze daar wel terechtkomen, dan worden ze niet gehoord. Misschien wel omdat de ambtenaren daar ook weer zo hun belangen hebben. Of omdat ze houden van wat in Oeganda bij de overheid een nationale volkssport lijkt: prachtige wetten en instanties instellen, op papier klopt het allemaal perfect, alleen qua uitvoering, tja, daar schort het nogal aan. En zo zie ik vandaag twee projecten van bij elkaar bijna een miljard USh (ca 40.000 gulden), waar helemaal niks van terecht is gekomen. Waar soms een peperdure pompinstallatie staat, die niet werkt omdat er geen geld is voor brandstof en onderhoud (veel te duur voor de lokale bevolking), of omdat de pijpleidingen niet voldoende zijn aangelegd of kapot zijn gesprongen of naar nergens leiden. En de mensen in de dorpen, die halen vervolgens maar weer water uit een smerige rivier of een modderpoeltje, met alle risico's vandien: cholera, tyfus of meer van dat soort nare dingen. Of uit een kratermeer, waar ze vervolgens weer bilharzia van krijgen, ook niet zo aangenaam.

Hoe dit te doorbreken? In ieder geval door het te rapporteren en te registreren. En consequent te blijven volgen wat er vervolgens mee gebeurt. Daar zal ik het komende jaar nog veel van merken, als het goed is.

Op veel plekken in de dorpjes en sub-county's zitten monitors die door RAC zijn gevraagd om door te geven wat ze tegenkomen, zodat RAC er mee aan de slag kan. De monitor vandaag heet Patrick en lijkt veel op Don Cheadle, de hoofdrolspeler uit Hotel Rwanda. Hij geeft les op een lagere school en leidt ons vandaag rond. We komen bij een houten brug die kort daarvoor voor veel geld is aangelegd. De brug wordt door wat lokale jongens voortdurend uit elkaar gehaald en tegen betaling weer in elkaar gezet. Elke auto en motor die wil passeren moet eerst betalen, anders wordt de brug niet weer rijklaar gemaakt. Het zijn niet alleen de hoge piefen en de lokale machthebbers die zich schuldig maken aan dit soort praktijken, soms zijn het ook gewoon een paar opgeschoten jochies die een kans ruiken om wat geld te verdienen. Ten koste van hun omgeving, dat wel.

woensdag 1 oktober 2008

Beer is thuis

Oenga Oenga Baba Oenga. Betekent helemaal niks, maar als de Beer in z'n nopjes is, dan slaakt-ie bij tijd en wijlen dit soort vreemde kreten. Niet in het openbaar hier in Oeganda overigens, daar zouden ze hier helemaal niets van begrijpen. En deze nieuwe muzungu (witte) is toch al een bezienswaardigheid around town. Heeft in een paar dagen tijd voor honderdduizenden shillings aan spullen gekocht voor z'n nieuwe stulpje. Moest ook wel, want dat was helemaal leeg en niet zo schoon bovendien. De meeste van die aankopen heb ik bij mijn naamgenoot gedaan, Andrew's Supermarket, een van de twee in Fort Portal. Andrew heeft (bijna) alles en als hij het niet heeft dan haalt hij het voor je uit Kampala. Veel geimporteerd spul ook en dus niet al te goedkoop. Goedkoop is wel dat wat hier lokaal gemaakt wordt uit lokale grondstoffen. Voor een fles coca cola en een brood was ik gisteren meer geld kwijt dan aan een rieten tafel voor in de woonkamer. En uit eten en drinken gaan in dure hotels en restaurants moet je ook niet te vaak doen. Een afscheidsdiner voor een Ierse volunteer koste me gisteren omgerekend zo'n 8-9 euro. Lijkt niet veel, maar het is bijna anderhalve keer m'n dagvergoeding. En voor hetzelfde bedrag kan ik twee rieten stoelen aanschaffen, waar ik uiteindelijk veel meer plezier aan beleef.
Ook al omdat het afscheidsdiner een beetje uit de hand liep. Want Ieren zijn Ieren en die worden dus dronken en niet elke Ier kan daar evengoed tegen. Deze Ierse werd met een paar dronken metgezellen - allemaal vrouwen trouwens - luidruchtig en vervelend voor het Ugandeze personeel. Erg genant, helemaal toen het eindigde in een klein handgemeen met VN-vertegenwoordigers die zich ergerden en zich arrogant opstelden en met diplomatieke paspoorten gingen zwaaien en dreigementen dat mensen hun banen zouden gaan verliezen enzomeer. Heb ik maar even Ban-Ki-Moontje gespeeld en de strijdende partijen uit elkaar getrokken en de VN-ers duidelijk gemaakt dat ze beter verder maar geen misbruik van hun diplomatieke status konden maken. Ze waren weliswaar niet begonnen, maar werden wel erg vervelend en out-of-line. De Amerikaan die bij het gevecht betrokken was geld gegeven voor een boda boda (brommertaxi) en hem gezegd dat-ie beter snel weg kon gaan voordat de politie zou arriveren. Zelf 'm ook gesmeerd, een vertegenwoordiger van een anti-corruptie coalitie kan maar beter niet op deze manier bij de lokale politie worden geintroduceerd. Ook al heeft-ie niets gedaan, het staat een beetje slordig...

Een volgende keer meer over m'n nieuwe villa, waar ik zaterdag ben ingetrokken. Hopelijk lukt het om foto's erbij te plaatsen...