maandag 13 oktober 2008

De visser, de muzungu en Chairman Mao. Notities van een witte neger.

De president van de Wereldbank komt tijdens een bezoek aan Oeganda een visser tegen bij het Victoriameer. De man zit lekker onderuitgezakt tegen een boom. De president vraagt of de man niet moet gaan vissen. Nee, waarom, zegt de man, ik heb gisteren twee vissen gevangen en dus nog genoeg te eten. Maar als je vandaag vissen vangt, dan kun je die verkopen, probeert de president. En dan?, vraagt de visser. Nou, dan heb je geld om een groter net te kopen om meer vissen te vangen. En dan? Daar verdien je weer meer geld mee en dan kun je een grotere boot kopen om nog meer vissen te vangen. En dan? Dat geld kun je dan weer sparen en beleggen, zodat je nog meer geld krijgt. En dan? Dan heb je uiteindelijk zoveel geld dat je niet meer hoeft te werken, geen zorgen meer hebt en lekker kunt uitrusten. En wat denkt u dat ik nu aan het doen ben?

Laten we maar eens een stevig vooroordeel bevestigen: Afrikanen plannen niet. Hoewel er zeker zijn die een uitzondering op de regel vormen, is planning en daarmee organisatie, efficientie, time-management en meer van dat soort westerse begrippen, iets dat in ieder geval veel Afrikanen vreemd is, tenzij ze verwesterd zijn. Planning is iets van muzungu's, de witten die alles onder controle willen hebben en overal op voorbereid willen zijn, zelfs of misschien juist helemaal in een voor hen vreemde omgeving. Ze verzekeren zich voor alles wat je maar kunt bedenken, hebben zich voor de meest exotische ziekten en virussen ingeent, raken in de stress als er maar een muskiet, hond of vleermuis in de buurt komt, reizen bij voorkeur nooit met het openbaar vervoer (gevaarlijk!) en verkeren als het maar even kan zoveel mogelijk in het gezelschap van andere muzungu's; contact met de lokale bevolking – zeker buiten de steden – wordt zoveel mogelijk vermeden. Veel muzungu's leven bijna volledig in hun eigen beschermde wereld, zelfs de medewerkers van de internationale ontwikkelingsorganisaties. Maar ze hebben wel een heel duidelijke mening over die achtergebleven negertjes die ze komen helpen. Ik heb me op reizen door Azië, Centraal Amerika en Afrika er vaak over verbaasd hoe juist deze ontwikkelingswerkers en diplomaten vaak enorm vooringenomen zijn en soms zelfs uitermate neerbuigend over de lokale bevolking.

Afrikanen plannen dus niet, athans niet op de manier zoals wij dat gewend zijn. Ik heb er de afgelopen weken weer talloze voorbeelden van meegemaakt, van steevast (veel) te laat komen, afspraken die ineens niet doorgaan tot en met een feestje dat helemaal in de soep dreigt te lopen omdat niemand er rekening mee heeft gehouden dat de stroom wel weer kan uitvallen en we met z'n allen in het donker zitten en zonder muziek. Niemand die ermee lijkt te zitten, behalve die ene muzungu die steeds maar denkt: wanneer gaat het licht weer aan?

Afrikanen nemen het leven veel meer zoals het komt, zo lijkt het wel. Ze maken zich niet zo druk over wat er allemaal aan onheil over hen heen kan komen. Want wat heeft dat voor zin? Als het gebeurt, gebeurt het. Als een afspraak niet doorgaat of zij of anderen veel te laat zijn, jammer dan, volgende keer beter. Als ze ziek worden, worden ze ziek. Of een ongeluk krijgen. Zelfs als een naaste dood gaat. Het is zo, daar kun je weinig aan veranderen. Dat kun je fatalistisch noemen, maar je kunt het ook zien als een gezonde, want stressloze kijk op het leven (en de dood).

Tot zover de generalisatie, want de werkelijkheid is misschien toch wat complexer. Want de wereld is inmiddels een dorp geworden en niets staat meer los van elkaar. Op micro-niveau kan het vaak zo zijn, maar zodra we het over een grotere samenlevingsvorm hebben, dan wordt het ingewikkelder. Want met deze argeloze visie op het leven kun je niet een land opbouwen. (Of zou dat toch weer mijn westerse blik zijn?) Neem Oeganda, een land dat het in vergelijking met de meeste Afrikaanse landen redelijk goed doet: de meeste kinderen gaan naar basisschool, de economische groei is 5-6 % en HIV-Aids is fors teruggedrongen. Maar dat ogenschijnlijke succes geeft toch wel een wat vertekend beeld, het land behoort nog altijd wel tot de armere landen in de wereld. Oeganda is de laatste 10-15 jaar een donor-darling geworden, door het stevige regime van een voormalige guerillaleider (president Museveni kortweg M7) is een groot deel van het land redelijk stabiel. Zelfs in het Noorden is de terreur van het krankzinnige Leger van de Heer (LRA) nu behoorlijk teruggedrongen, al is de LRA net over de grens in Congo en Soedan de laatste tijd weer actief aan het plunderen, ontvoeren, moorden en verkrachten. (Voor de ongerusten onder de lezers van deze blog, dat is een flink eind hiervandaan). Maar goed, die relatieve stabiliteit in de rest van het land, daar houden donoren (Wereldbank, IMF, VN, internationale ontwikkelingsorganisaties) van. Die hebben dus de afgelopen jaren ongelooflijk veel geld in dit land gepompt. Dat heeft z'n voordelen – er is veel opgebouwd – maar ook z'n nadelen. Het land is net als vele andere ontwikkelingslanden donor-dependent geworden, verslaafd aan ontwikkelingshulp. En het heeft te weinig gewerkt aan de opbouw van een goed openbaar bestuur, iets dat noodzakelijk is om op eigen benen verder te kunnen. Het verhaal wil dat de Britten bij de onafhankelijkheid in 1962 het land een uitstekend bestuurlijk apparaat – geheel op Britse leest geschoeid uiteraard - hebben nagelaten. Ene Idi Amin (bekend van zijn voorkeur voor mensenvlees, krokodillen en andere afschuwwekkende moordmethoden) zou dat tijdens zijn regime helemaal hebben verwoest en tot op de dag vandaag is dat niet hersteld. Vertelde me een Oegandeze hoogleraar Ontwikkelingstudies, die onder meer 4 jaar bij het Institute of Social Studies in Den Haag heeft gestudeerd.

Het niet goed functionerende openbaar bestuur frustreert het opbouwen van het land, hoewel er op een aantal terreinen echt wel voortuitgang is geboekt (onderwijs, hiv/aids-bestrijding, zie boven). Het plannen lukt in dit geval nog wel, in Kampala worden de meest fantastische meerjarenplannen en wetten gemaakt, alleen ze worden nooit uitgevoerd of gehandhaafd. Niemand die zich eraan houdt, om te beginnen de regering zelf al niet. En dus komt er weinig echt van de grond en kan bijvoorbeeld ook de corruptie in alle lagen van de samenleving welig tieren. Want als je toch wat gedaan wil krijgen als district of lokale overheid dan schakel je een lokaal parlementslid met de juiste ingangen in, die de juiste mensen weer wat toestopt en zo komt die prestigieuze brug of snelweg er uiteindelijk wel. Ten koste van het plattelandsziekenhuis of schooltje, dat wel natuurlijk, want daar is dan natuurlijk geen geld meer voor.

Terug naar het plannen. Mijn overbuurman Maurice, een Brit die hier al 13 jaar woont en veel goeds voor de regio heeft gedaan (onder meer mijn anti-corruptieclub mede opgericht), heeft een aardige theorie. Hij is net terug van een 'vakantie' met zijn zoon in de buurlanden Congo (DRC) en Rwanda. Vakantie betekent voor Maurice overal zijn neus insteken, kijken hoe de landen zich ontwikkelen. Congo is een ongelooflijke puinhoop, maar Rwanda een voorbeeld voor de regio, zegt Maurice. Rwanda weet u nog, dat land van Hutu's en Tutsi's, dat synoniem stond voor genocide (1994). Datzelfde Rwanda wordt nu met straffe hand door de Tutsi-overwinnaar Paul Kagame – toevallig hier in Fort Portal als zoon van een theeplanter opgegroeid – geregeerd. Op Rwanda is wel wat aan te merken qua mensenrechten, maar niemand ontkent dat het land in de 14 jaar na die afschuwelijke oorlog een enorme ontwikkeling heeft doorgemaakt. Alles dat niet werkt in Oeganda en helemaal in Congo, werkt wél in Rwanda. En iedereen houdt zich aan der regels en wetten. Rwandezen, zo luidt de theorie van Maurice, zijn gedisciplineerd en plannen en organiseren uitstekend. (Dat hebben we in 1994 gezien, denk ik dan cynisch). Dat komt omdat het van oudsher veehouders zijn. Ze hebben altijd voor hun vee moeten zorgen en dat vergt veel discipline en planning. Anders gaat het fout en het vee dood en heb je niet te eten. Het zit in hun genen, zegt Maurice. Oegandezen daarentegen hebben altijd de inheemse gewassen geteeld en hebben daar nooit veel voor hoeven doen, de natuur deed (en doet) het meeste werk. Ze zijn niet gedisciplineerd en kúnnen niet organiseren omdat ze het nooit hebben hoeven te doen. Misschien wat kort door de bocht deze theorie, maar het stemt wel tot nadenken. En Maurice mag zich regelmatig ongenuanceerd uitlaten over Oeganda en de Oegandezen, de man deugt van alle kanten en heeft veel goeds gedaan voor dit land. Maar het is een Brit en nog een politicus ook, dus die weten het altijd wel het beste. Hij zegt van zichzelf dat hij soms wat stalinistische opvattingen heeft (voor het algemene belang moeten sommige individuen soms maar lijden), maar ik vind hem meer maoistisch en noem hem dus voortaan (Maurice heeft tig bestuurlijke functies) Chairman Mao.

Totzover dit lesje ontwikkelingseconomie en hoe vooroordelen toch ook een kern van waarheid kunnen bevatten. Volgende weer wat luchtiger, ik beloof het van harte...

Geen opmerkingen: